Zo vaak liggen we met elkaar in strijd
Dan brandt het vuur zo hevig
in jouw kleine, sterke lijf
Dan botsen we, dan klettert het
In je hoofd, je schreeuwt het uit
Dan voel ik hoe je mijn ziel schuurt
Mijn geduld soms op, de verbinding kwijt
Al snel – alsmaar later wel, zo lijkt het toch
besef je dat je me nodig hebt
En dan ben alleen ik genoeg
Sluit ik je stevig in mijn armen
schiet ik niet langer tekort
Dan ademen we samen
Totdat je weer verstilt
Na slechts enkele seconden
Ik plant mijn neus diep in je hals
Zoals het vroeger ging
Ik snuif een stukje eeuwigheid
En de angst die daarbij hoort
Het onbevattelijke, ongrijpbare
dat niks echt zeker is
Maar dit wel voor altijd