Thuis

Geraakt door de herinnering
aan toen ze kleiner waren
Minder moeite, minder spanning
Of lijkt dat maar zo
Vervaagt de zwaarte
van die jaren

Ook al verwierp ik toen ‘t gezegde
‘Kleine kindjes, kleine zorgen’
Met de jaren
groeide toch de vraag
Weten onze grote kindjes
zich geborgen

Soms weegt het
Soms verwarmt het
Dat besef
Dat wij het zijn
Hier en weg van huis

Dat wíj het fundament bouwen
Wij zijn hun thuis

Oneindig

Hoe je daar lag, op je buik
Ik met m’n hand op je schouder
Het kussen werd wat nat, mijn hart week
Dat het al meer dan acht jaar geleden is
Dat je dit, mij, ons, élk moment nodig had
Hoe ik het plots weer voelde,
mijn eerste kind

Dat er eigenlijk niet zo veel veranderd is
Je ziel vaak nog even rusteloos
Je lijf nog zo veel nood aan dichtbij
In het licht loopt alles als vanzelf
met je heldere ogen en je hartelijke lach

Hoe gemakkelijk je bent,
hoe soepel je meebuigt,
overal in past, mee veert en golft,
waar je ook maar komt

En hoe onrustig en ook bang
als je nog maar heel even
alleen zou moeten zijn
Het is allemaal even echt, even jij
Kom maar schuilen, schat, het mag

Maar weet, je kan het wel, je doet het ook
Zolang het licht is,
of zonder nadenken gaat
In het donker ga je twijfelen
En zijn wij soms te moe voor vragen
waarop we het antwoord ook niet altijd weten

‘Laat je hoofd maar rusten, je lichaam zwaar
Slaap nu maar’
Ik hou van jou,
helemaal en altijd en dat weet je
Dan zeg je ‘ik ook van jou’
en dat meen je

Dat grote kind, grootste kind
oneindig dankbaar waren we
en zijn we, oneindig trots
Op jou moesten we zo lang wachten
maar dat groot worden ging vanzelf
En ook al maak je je langzaam wel eens los
het blijft zoals we het toen schreven
Altijd vader, altijd moeder, altijd kind

Het schuurt

Zo vaak liggen we met elkaar in strijd
Dan brandt het vuur zo hevig
in jouw kleine, sterke lijf
Dan botsen we, dan klettert het
In je hoofd, je schreeuwt het uit

Dan voel ik hoe je mijn ziel schuurt
Mijn geduld soms op, de verbinding kwijt

Al snel – alsmaar later wel, zo lijkt het toch
besef je dat je me nodig hebt
En dan ben alleen ik genoeg
Sluit ik je stevig in mijn armen
schiet ik niet langer tekort

Dan ademen we samen
Totdat je weer verstilt
Na slechts enkele seconden

Ik plant mijn neus diep in je hals
Zoals het vroeger ging

Ik snuif een stukje eeuwigheid
En de angst die daarbij hoort
Het onbevattelijke, ongrijpbare
dat niks echt zeker is
Maar dit wel voor altijd